Technieken

Het maken en bewaren van preparaten van mens, dier en plant

Het verzamelen van menselijke lichaamsdelen heeft een lange geschiedenis; denk maar aan relikwieën – de veronderstelde overblijfselen van heiligen. Maar pas sinds de renaissance wordt er ook om niet-religieuze redenen verzameld.

Aanvankelijk ging het vooral om beenderen en schedels. Drogen was de enige beschikbare techniek en daarvoor lenen botten zich beter dan vlees. De meeste van die verzamelde delen kwamen terecht in naturaliën- en rariteitenkabinetten.

Sterk water
Vanaf de zeventiende eeuw werden preparaten op sterk water gezet, een kunst waarin de Amsterdamse anatoom Frederik Ruysch (1638-1731) wereldroem zou verwerven. Het ‘sterke water’ was aanvankelijk alcohol (ca. 60 %), maar aan het eind van de negentiende eeuw werd ook formaline gebruikt. De nieuwe conserveerwijzen schiepen de mogelijkheid alle soorten weefsels en organen voor bederf te behoeden. In glazen flessen en potten konden ze zo jaar na jaar worden bestudeerd.

Droog bewaarde preparaten in de Hoviuskast Droog bewaarde preparaten in de Hoviuskast

Injecteren
Ruysch injecteerde zijn preparaten ook met een wasachtige substantie die hij meestal rood aankleurde. Hij wist zo zelfs de kleinste haarvaatjes te bereiken. Zijn preparaten kregen dankzij deze techniek een rozige kleur. Ruysch paste deze techniek toe om weefsels beter zichtbaar te maken en zo de anatomie beter te begrijpen. Maar zijn geprepareerde kinderhoofdjes en –handjes wekten op deze manier ook de indruk alsof ze nog leefden. Ruysch versterkte dit effect nog eens door de preparaten af te werken met kanten mutsjes en manchetjes. Overigens injecteerde Ruysch ook weefsels en organen die hij daarna balsemde en droogde.

De techniek om weefsels met gekleurde wasachtige stoffen te injecteren vond navolging tot in de negentiende eeuw. Ook in de collectie van vader en zoon Vrolik zijn dit soort preparaten te vinden, zowel op sterk water als gedroogd. Voorbeelden van gedroogde en met was geïnjecteerde organen uit de Vrolik-collectie zijn placenta’s, penissen, maar vooral menselijke en dierlijke harten. Van sommige harten is, ter verduidelijking van de anatomie, de ene helft met rode was en de andere met donkerblauwe was opgespoten. De meeste gedroogde orgaan- en weefselpreparaten werden na indroging gelakt met schellak.

Met gekleurde was geïnjecteerd model van een torso Met gekleurde was geïnjecteerd model van een torso

Potten
Ook in de manier waarop preparaten in de pot werden bewaard en de pot werd afgedicht zijn de technieken overigens tot in de negentiende eeuw nauwelijks veranderd. Preparaten werden in de pot opgehangen aan paardenhaar; de potten werden afgedicht met een leiplaat, die op de rand werd geplakt met zegellak. Hierover werd vervolgens een varkensblaas gespannen, die na indroging werd gelakt – meestal rood. Nog altijd zijn de potten uit de Vrolik-collectie die helemaal in hun originele staat zijn, te herkennen aan die rode afdichting. Dit geldt trouwens ook voor de preparaten uit de collectie van Hovius-Bonn.

De potten en flessen waarin de preparaten werden verzameld zijn zonder uitzondering rond. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw, tijdens het professoraat van de anatoom Georg Ruge, komen er vierkante potten beschikbaar. Deze hebben een belangrijk voordeel: het uiterlijk van preparaten in de pot wordt niet meer vertekend door ronding van het glas. Vierkante potten kwamen zo vooral het didactische aspect ten goede. Vanaf ca. 1900 worden dan ook de meeste nieuwe preparaten in vierkante potten bewaard – opgespannen in een raamwerk of tegen een glazen plaatje. Preparaten die voor onderzoek of onderwijs op de snijzaal juist vaak uit de pot moesten worden gehaald kwamen in ronde stolppotten terecht. In deze tijd komt er daarmee een steeds duidelijker onderscheid tussen onderzoekscollectie, opgeslagen in een depot, en een museumcollectie die door een publiek van studenten en wetenschappers kon worden gezien.

Een Vrolik-preparaat met originele afdichting Een Vrolik-preparaat met originele afdichting

De zichtbaarheid van de preparaten werd in de loop van de eerste decennia van de twintigste eeuw onder supervisie van de toenmalige anatoom Lodewijk Bolk nog meer vergroot, door de toevoeging van donkerblauwe glasplaatjes in de pot. Tegen deze donkerblauwe achtergrond steken de bleke preparaten scherp af. In het huidige museum staat het merendeel van de preparaten in het systematisch deel uit collectie in vierkant glaswerk en valt het scherpe contrast tussen het preparaat en het blauwe glas direct op.

Restauratie
Tussen 2003 en 2010 is vrijwel de gehele collectie preparaten op sterk water van het Museum Vrolik gerestaureerd. Hierbij stond behoud van oorspronkelijkheid voorop. Originele etiketten, glaswerk en afdichting werd zo veel mogelijk behouden. Preparaten uit de Vrolik-collectie die naar de bodem waren gezakt werden opnieuw opgespannen. Wel werden alle preparaten die op formaline (ca. 4%) stonden overgezet op een nieuwe vloeistof, Kaiserling III. Deze vloeistof bestaat grotendeels uit glycerol, water en natriumacetaat, en is – in tegenstelling tot de formaline-oplossing – vrijwel onschadelijk.

Preparaat van Bolk, herkenbaar aan de vierkante pot en het blauwe glasplaatje